In opdracht van de gemeente Almelo heeft IMOSS gewerkt aan een economisch-ruimtelijke visie voor het stedelijk gebied van Almelo. Deze opdracht is uitgevoerd in samenwerking met Buck Consultants International (BCI) uit Nijmegen. De visie geeft inzicht in de relatie tussen de gewenste economische ontwikkelingen en de daarbij gepaard gaande ruimtelijke vraagstukken.
Met een ruime omvang van de Tech-maakindustrie en een gunstige handelslocatie kent Almelo een economisch vitaal toekomstbeeld, maar wel met de nodige uitdagingen. Een groeiende economie vraagt om ruimte, maar deze is schaars en dient garant te blijven staan voor een duurzame en gezonde leefomgeving; niet alleen binnen het binnenstedelijk gebied, maar juist ook in bedrijventerreinen eromheen. Dit vraagt om het maken van keuzes: ruimte is maar één keer uit te geven.
Samen met de gemeente Almelo en BCI kiest IMOSS voor een ambitieuze maar realistische koers die inspeelt op de economische kansen van het gebied. Drie ontwikkelrichtingen werden onderzocht die aansluiten bij het DNA van het stedelijk gebied van Almelo. Allereerst is Almelo dé logistieke draaischijf van Oost-Nederland wegens zijn strategische ligging aan meerdere typen corridors. De logistieke sector vergt alleen veel ruimte en past daarom niet goed bij de ruimtelijke ambities. De tweede ontwikkelrichting focust zich daarentegen meer op de Tech-maakindustrie. Deze sector is in Almelo momenteel bezig aan een spectaculaire groei en is minder afhankelijk van grootschalige infrastructuur. In het derde scenario wordt ingezet op regionalisering en kleinschalige ondernemingen. Deze eist nog minder ruimte op, maar zal naar verwachting niet de economische stimulans zijn die aansluit binnen de ambities van de stad.
Uit deze drie ontwikkelrichtingen wordt het inzetten op de Tech-maakindustrie als het meest kansrijk geacht, zowel vanuit de economische ambities als vanuit de door ons opgestelde ruimtelijke visie. Almelo gaat daarom de toekomst in als ‘De plek waar we bedenken én maken’. Dit wil echter niet zeggen dat de logistieke en regionale kwaliteiten van de stad geheel buiten beschouwing komen te liggen. Juist een gezonde variëteit van economische activiteiten vormt de essentiële drijfveer achter een evenwichtig stedelijk ecosysteem. Wél betekent de gekozen ontwikkelrichting dat er een duidelijke visie op tafel ligt die sturing geeft aan het maken van heldere, toekomstgerichte keuzes. Keuzes die nodig zijn om de schaarse beschikbare ruimte zo slim mogelijk in te vullen.
Een efficiënt gebruik van de ruimte gaat natuurlijkerwijs gepaard met stedelijke verdichting, een ontwikkeling die op landelijke schaal tegenwoordig het gesprek van de dag is. Dit geldt ook voor Almelo, waar we op de eerste plaats inzetten op het inbreiden binnen bestaande bedrijventerreinen. Het herstructureren van deze brownfields vraagt daarbij wel om een trendbreuk. Sectorale ruimteverdelingen zijn verleden tijd; juist met een integrale aanpak kunnen bedrijventerreinen een hogere dichtheid aan economische activiteiten huisvesten. Wij doelen daarom op het creëren van een interactielandschap, waarbij diverse sectoren samen gebruik maken van een vitale stadsomgeving.
Dit betekent dat er moet worden afgestapt van de decenniaoude pannenkoeken planologie, waarbij bedrijven zich in lage dichtheden naast elkaar bevinden, gekenmerkt door lage bouwhoogtes en zeeën aan parkeerruimtes. In plaats daarvan wordt er zoveel mogelijk ingezet op functiemenging, meerlaags bouwen en het faciliteren van langzaam verkeer en duurzame vervoersvormen. Met het ontwikkelen van terreinpaspoorten kan er bovendien per werklocatie inzicht worden verkregen in hoeverre inbreiding mogelijk is. Naast het verdichten van bestaande locaties zal ook uitbreiding van de bedrijventerreinen onmisbaar zijn ter ondersteuning van de verwachte economische groei én de daarbij gepaard gaande noodzakelijke schuifruimte. Voor uitbreiding gelden dezelfde principes als voor inbreiding; ook bij het ontwikkelen op greenfields wordt aangespoord tot multifunctioneel- en driedimensionaal ruimtegebruik. Het is daarom van belang om goed de mogelijkheden voor uitgifte van kleinschalige kavels grenzend aan bestaande bedrijventerreinen te verkennen.
Het zorgvuldig en intensief gebruik van de schaarse ruimte klinkt wellicht op het eerste oog als limiterend, maar staat tegelijkertijd juist aan de basis voor het bewerkstelligen van een duurzaam economisch klimaat en leefomgeving. Door zuinig om te gaan met de beschikbare ruimte blijft natuur en landschap behouden, wat bijdraagt aan het realiseren van een aantrekkelijke woonomgeving. Economische groei gaat in de regel altijd gepaard met demografische ontwikkelingen en een aantrekkelijke woonomgeving is daarom essentieel in het binnenhalen van nieuwe arbeidskrachten. Bovendien eist intensivering al snel ruimte op dat doorgaans bestemd was voor autoverkeer (brede wegen, parkeerruimtes). Dit werkt de transitie naar langzaam verkeer in de hand, met de bijbehorende ingrepen in het openbaar vervoer als gevolg om een goede bereikbaarheid te waarborgen. Dit bevordert niet alleen het gebruik van duurzame vervoersvormen, maar er ontstaan zo ook nieuwe mogelijkheden voor het creëren van levendige stedelijke omgevingen. Zo ontstaat er een scenario waarin bedrijventerreinen worden getransformeerd naar aantrekkelijke woon-werkmilieus.
Naast de veelbelovende economische kansen past de Tech-maakindustrie uitstekend binnen deze ruimtelijke kaders. Ten opzichte van de logistiek nemen MKB en R&D ondernemingen aanzienlijk minder ruimte in beslag. Ze beslaan niet alleen minder opslagruimte, maar zijn daarnaast ook minder afhankelijk van zware infrastructuur. Deze type ondernemingen passen daarom makkelijker in een stedelijk landschap met een mix aan functies en langzaam verkeersstromen dan bijvoorbeeld logistiek-bedrijven.
Het realiseren van deze ruimtelijke kaders gaat alleen niet zomaar. Zoals eerder vermeld is er een trendbreuk nodig van actief grondbeleid (gaan voor een nieuwe uitleglocatie bij ruimtevraag) naar herontwikkeling (inbreiding in samenwerking met grondeigenaren). Dit vraagt om een actieve houding vanuit zowel de ondernemers als de overheid. Daarbovenop dienen er een aantal ingrepen in de regelgeving te worden gemaakt, waaronder de flexibilisering van bouwhoogtes. Bovendien is er een intensieve benadering nodig op terreinniveau: waar kan intensivering of verkaveling wel en waar kan dit niet? De nieuwe Omgevingswet biedt vele mogelijkheden om beter te sturen, maar desondanks vergt dit tijd en doorzettingsvermogen.
Deze economisch-ruimtelijke visie is tot stand gekomen in nauw overleg met betrokken partijen, waaronder ondernemers, het onderwijs, de provincie en maatschappelijke instellingen. IMOSS heeft dit participatieproces gefaciliteerd door het organiseren van meerdere bijeenkomsten met de desbetreffende stakeholders.