Inzending voor de 2e ronde van de EO Wijers prijsvraag - waarin naar nieuwe perspectieven wordt gezocht voor de toekomst van het platteland van Twente. Om tot een aantrekkelijk en vitaal platteland te komen, met balans tussen landschap, productie en verblijfskwaliteit, ofwel een verrukkelijk landschap, stelt Houtbaar Landschap een grootschalige bebossing voor als antwoord op de grote opgave van het platteland en als opmaat naar een groene economie.
Twente 1.0 is het bestaande zandlandschap met het van oorsprong groene karakter, diverse beken, lanen, buurschappen, akkers en weiden. Een lokaal productief landschap, met name in de melkveehouderij, met productie voor de wereldmarkt. Maar dit systeem heeft ook een keerzijde:
Kortom: een economische opgave maar met onaantrekkelijke ruimtelijke gevolgen: droge akkers met monoculturen, gele weides en leegstaande beken in een eindig verdienmodel. Doorgaan op de huidige voet stelt de te nemen pijn alleen maar uit, zowel bij de boer, de recreant, maar ook wat betreft de flora en fauna. Door een visie te ontwikkelen juist op de lange termijn, waarmee er integraal een gezamenlijke stip op de horizon wordt gezet biedt de mogelijkheid om de gezamenlijke kansen en mogelijkheden scherp te krijgen en juist daar zit de echte winst! Een visie waar in gezamenlijk belang naartoe kan worden gewerkt. En dit is hard nodig, immers komt een verandering van koers niet vanzelf, een overheid met een sterke visie is hard nodig! Een visie die houvast biedt is Twente 2.0, een ‘Houtbaar’ Twente.
Het Houtbaar Twente neemt de bestaande landschappelijke configuratie als uitgangspunt en versterkt deze door een nieuwe laag toe te voegen die Twente transformeert naar een reusachtig bosrijk gebied, waarbinnen samenhang en balans ontstaat tussen voedsel en leefomgeving met:
Het Twentse boslandschap wordt een robuust netwerk van bossen, lanen en houtwallen. Een landschappelijk casco met ruimte voor veranderingen in de agrarische sector. Niet overal dezelfde ingreep, maar juist de nadruk op de regionale verschillen van de diverse landschappen. Dit maakt immers ook de schoonheid van Twente. Drie principes zijn leidend:
■ Bodem en landschap als uitgangspunt voor type bos
De zandgronden van Twente kennen een grote variatie aan landschapstypes en bodems. Meest kenmerkend is het kampenlandschap: kleinschalige ruimtes afgezoomd met houtwallen en kronkelige lanen die als ‘coulissen’ het beeld bepalen en diepte geven aan het landschap. Het jonge ontginningenlandschap met de rechtlijnige grote kaders van intensieve landbouw, de open essen, de beekdalen. Elk landschapstype kent haar eigen uitdagingen en kansen voor versterking. De droogste gronden worden ingezet voor natuurinclusieve houtproductie, zodat de bodem kan herstellen, water beter gebufferd kan worden. Op de vruchtbare gronden blijft voedselproductie prominent aanwezig, maar maakt gebruikt van de diensten die houtwallen leveren aan biodiversiteit, bodemleven en beschutting. Op natte gronden zorgen bomen voor een betere waterbuffer, en in de stad zuiveren de bomen de lucht en zorgen voor verkoeling.
■ Multifunctionaliteit in ruimte en tijd
De nieuwe bossen en landschapselementen van het Twentse landschap dienen meerdere doelen. De klassieke scheiding tussen productiebos, natuurbos, landbouwgrond en stad vervaagt. Met natuurvolgend bosbeheer kan de recreatie- en productiefunctie van het bos prima samen gaan. Dit levert landschappen op waar het schitterend wonen, verblijven en recreëren is. Ondertussen legt het hout CO2 en fijnstof vast, totdat het geoogst kan worden en als hoogwaardig product toegepast kan worden. Twente wordt daarmee één van de grotere leveranciers van hout voor CLT bouw. Beplanting langs de randen van percelen dienen niet alleen als veekering of beschutting tegen wind of de hitte van zon, maar zijn ook voedselbron van noten en vruchten. Niet alles kan overal tegelijkertijd, maar door slimme combinaties te maken kan dezelfde boom meervoudig gebruikt worden.
■ Waardering en tastbaar maken van ecosysteemdiensten
Bossen en houtwallen leveren de maatschappij veel diensten, maar deze zijn grotendeels onzichtbaar. Houtproductie en voedseloogst van voedselbossen zijn tastbaar, maar Co2 en fijnstofafvang en opslag – waarmee klimaatschade en gezondsheidsschade wordt voorkomen is minder tastbaar. Ook toerisme en recreatie zij afhankelijk van een vitaal, groen, aantrekkelijk en afwisselend landschap, hoewel de baten hiervan ook maar beperkt terugvloeien in de landschapselementen die het landschap bepalen. Het zelfde geldt voor woningwaarde, microklimaat of de biodiversitieit – als essentiële schakel in de natuurlijke voedselketen.
Het gebrek aan tastbare ecosysteemdiensten schept afstand. Omgekeerd kan het gebruik van augmented reality een grote rol spelen in de bewustwording en het tastbaar maken van de landschappelijke baten. Wanneer men door het Twents landschap beweegt en ziet wat het landschap levert wordt de binding sterker. Al fietsend ziet men de waarde van bomen en de gezondheidswinst. Oogst uit de houtwallen kan direct worden besteld en is al afgeleverd door een drone voordat je thuis bent.
De eigenheid van Twente staat voorop. De strategie versterkt het specifieke karakter van het landschaptype (met respect voor het verleden en zonder nostalgisch te worden) en voegt nieuwe (gebruiks)waarde toe. We gaan uitgebreid in op de belangrijkste types binnen het bosrijke landschap: het jong ontginningenlandschap en het kampenlandschap, en met een doorkijk naar andere landschapstypes.
■ Jong ontginningenlandschap: Natuurvolgend productiebos als woonlandschap
Het kenmerk van het jong ontginningenlandschap is het rechtlijnig verkavelde, veelal open karakter. Een efficiënt productielandschap op voormalig woeste gronden, afgewisseld met dichte bebossing. Dit contrast tussen open en besloten ligt ten grondslag aan de nieuwe bossen. Robuuste lanen langs de hoofdwegen vormen het kader. De vlakken binnen het kader zijn open (als landbouwgrond, op vruchtbare bodem) of besloten als productiebos op droge gronden met een lage grondwatertrap. De lanen in het landschap ogen uniform, maar bestaan uit verschillende soorten of cultivars van dezelfde soort zoals eik, haagbeuk, beuk, om grootschalige uitval door plagen en ziektes te voorkomen,
Het bos wordt ingericht volgens de principes van natuurvolgend bosbeheer (continuous coverage forestry) met een optimalisatie voor productiehout door slimme uitdunning en ruimte te bieden aan toekomstbomen. In tegenstelling tot kaalkap blijft het bos altijd bedekt, is er grote variatie aan boomsoorten: een robuust bos dat beter bestand is tegen veranderende omstandigheden. De structuur van bos is tevens aantrekkelijk voor recreatie – met wandelpaden, fietspaden en een goede ontsluiting. De gelaagde opbouw maakt het bos tot geschikte habitat voor dieren en insecten. De eerste jaren worden snelgroeiende pionierssoorten aangeplant (berk en populier) voor houtoogst op korte termijn. Het vallende loof brengt het bodemleven op gang, en geeft schaduw aan de diverse doelsoorten voor houtoogst op lange termijn (eik, den, spar, beuk, linde, haagbeuk). Het vallende loof draagt ook bij aan het vasthouden van water in de bodem op de hoger gelegen gronden.
In de nabijheid van steden verkleurt het bos naar ‘woonlandschap,’ waar met een lage dichtheid, maar binnen de (fiets)straal van een station houtbouw woningen als showcase dienen van het productiebos: “Hier groeien woningen.” De opbrengsten van de woningen vloeien gedeeltelijk terug naar het landschap, terwijl in de Twentse woningbehoefte wordt voorzien. Verschillende configuraties van woningen (bosrand, verspreid, buurtschap) geven variatie aan het woonlandschap. Door slim (stedelijke) ontwikkelingen te koppelen aan deze strategie loopt het ‘houtbaar’ landschap door tot op het dorpsplein.
■ Kampenlandschap: eetbare houtwallen, lanen en singels
Het kenmerk van het kampenlandschap is het kleinschalige, onregelmatige en vruchtbare oude cultuurlandschap met opgaande begroeiing in kronkelige lanen, houtwallen en singels langs perceelsranden. De ecosysteemdiensten van de houtwallen als inkomstenbron remt de voortgaande schaalvergroting van agrarische bedrijven, gevoed door de economische druk.
De lanen in het kampenlandschap volgen de bochten van de hoofdwegen en bestaan uit diverse soorten, zoals beuk, acacia, eik, kastanje – elk met eigen groeisnelheid, bloei- en verkleuringsperiode: een laan met veel structuur en variatie. De houtwallen zijn multifunctioneel, variatie in soorten zorgt voor een goede insectenhabitat en daarmee natuurlijke plaagbestrijding, een hoger organisch stofgehalte in de bodem voor een hogere opbrengst van naastgelegen perceel, terwijl de houtwallen als lineair voedselbos ook een oogstbaar product oplevert en tegelijkertijd als veekering dient. Deze houtwallen bestaan, net als een voedselbos uit meerdere lagen (kruinlaag met walnoot, vlier, kastanje; klimplanten zoals kiwibes, druif; tussenlaag van braam en framboos; kruidlaag van smeerwortel en varens; wortel en knollen; en bodembedekkers zoals aardbei en bosbes, zie bijvoorbeeld de publicatie Melk & Noot.
Ontwikkelingen op deze schaal en met een tijdspad tot ca. 2050 vragen om een sterke en gedragen visie, een stip op de horizon waar iedereen zich aan conformeert. Om vervolgens ook daar te komen is het noodzakelijk dat de overheid de regie pakt en zorgt voor draagvlak, zorgt voor de juiste prikkels en de neuzen lange tijd dezelfde kant op houdt! De overheid faciliteert de samenwerking tussen de diverse partijen (bijvoorbeeld met een grond- en of groenbank), straalt visie uit en heeft de regie. De overheid als regisseur! Een goed doordacht verdienmodel, waarin ook maatschappelijke baten, ecologische en recreatieve waarden worden meegenomen – total cost of ownership – speelt hierin een belangrijke rol. Een ‘houtbaar’ landschap is niet morgen bereikt.
■ Stappen in de tijd
Op korte termijn ligt de maatschappelijke urgentie bij stikstof- en fijnstofafvang. Het omvormen van landbouwgrond naar bos schept ruimte voor bouw- en infraprojecten.
Een tweede fase (10-30 jaar) breekt aan wanneer het bos enige structuur heeft als aantrekkelijk recreatie- en woonlandschap. Delen van de pioniersbomen worden gekapt als transitie naar een productiebos van climaxsoorten, met belangrijke rol voor de houtoogst van de toekomstbomen en verjonging. Het gezonde landschap voorkomt grote maatschappelijke kosten in de gezondheidszorg.
■ Een nieuwe vorm van waardering en geldstromen
Een belangrijke conditie voor de groene transitie is een eerlijke beloning voor het aanleg en beheer van landschapselementen – door ecosysteemdiensten te verwaarden – en zorgen dat dit geld bij de boer of landschapsbeheerder terechtkomt. Deze beloningssystematiek gaat uit van stimuleren in plaats van straffen. Het huidige systeem van subsidies, dat een grote bijdrage levert aan het verdienmodel van de landbouw, geeft overigens een vertekend beeld wat betreft de daadwerkelijke verdiencapaciteit van de landbouw. Dat is anders in te zetten!
De overheid heeft een aantal ‘knoppen’ om tot korte kosten- en batenketens te komen. Bijvoorbeeld, door een jaarlijkse procentuele afdracht van omzet in toerisme of de WOZ-waarde – waarvan de waarde gelieerd is aan de aantrekkelijkheid van het landschap – dat direct naar een groenontwikkelfonds gaat die daarmee de boer betaalt om het landschap te beheren. Hetzelfde geldt voor uitstootcompensatie, de bomen die groeien en CO2 opnemen kunnen de schadelijke uitstoot van industrie, luchtvaart, verkeer en landbouw compenseren middels CO2 credits: de vervuiler betaalt voor het schone landschap. Afroming van lagere zorgkosten en lagere premies door gezondere lucht, als een % van de gewonnen DALY’s. Bereken de verminderde wateroverlast of droogteschade in de toekomst door een betere buffercapaciteit van de bodem of lagere kosten voor waterzuivering door minder gebruik chemische bestrijding en je komt samen met hout- en voedseloogst tot de eerlijke opbrengst van een hectare bos. Voorstel is om dit centraal te regelen met een regionaal groenfonds als kapitaalbuffer tussen de landschapsbeheerder (of boer) en de afdracht van baten.
■ Kantelpunt voor de boer
Het kantelpunt voor de boer wordt bereikt wanneer een bos of houtwal wanneer jaarlijks meer oplevert dan een hectare landbouwgrond. Een gemiddeld melkveebedrijf in Twente is 52 ha, met een gemiddelde opbrengst van ca. €1.000 / ha (waarvan ca. €500 subsidie). Een schematische weergave van de totale opbrengsten van ecosysteemdiensten tegenover de huidige opbrengst van landbouwgrond geeft een break-even point aan. Waar het precieze break-even point ligt zal uit een meer gedetailleerde MKBA moeten blijken. Een stimulans om de transitie aan te jagen is om het verschil in opbrengsten tot het break-even point aan te vullen door directe verkopen en subsidies. Bij directe verkopen kan gedacht worden aan kleinschalige (houten) woningbouw en de verkoop van fosfaatrechten door het afbouwen van landbouwgrond. Subsidies uit het SNL, GLB of ander (nieuw op te richten) fonds zoals het Groenontwikkelfonds Brabant en Nationaal Groenfonds zijn voorbeelden van fondsen voor het delen van de opgave en realisatie van het houtbaar landschap.
Verandering is een levenskenmerk van landschap, een gevolg van de wisselwerking tussen cultuur en natuurlijke processen. De opgave die voorligt om van het platteland een verrukkelijk landschap te maken is niet alleen een transitie van de agrarische sector maar vooral hoe we als maatschappij omgaan met de ecosysteemdiensten van het landschap. Door in te zetten op grootschalige bebossing om de gevolgen van klimaatverandering te beperken en daardoor een kleinschalige, groen en voedselinclusief landschap te creëren hopen we een breed maatschappelijk doel te realiseren. Deze visie vormt de eerste stap en kan hopelijk als inspiratie dienen voor de recente ontwikkelingen rondom de bossenstrategie, de green new deal en de herziening van het Europees landbouwbeleid.
Deze inzending is mede tot stand gekomen door intensieve regioateliers met bevlogen experts uit de regio en daarbuiten. Met bijzondere dank aan: